Patrick-Danielle.reismee.nl

Het zit er op!

Helaas het zit er alweer op, we zijn inmiddels weer thuis. Kelly heeft ons huis netjes achtergelaten en na twee wasjes, konijntjes voeren, soepje maken, zijn we eigenlijk alweer gewend. Patrick wil het liefst alweer vertrekken, maar ik wil toch nog eventjes met onze vrienden bijpraten en ook weer even gaan voetballen. We halen samen nog wat herinneringen op, weet je nog.....

  • - Dat Patrick bijna een flinke quat in zijn nek had hangen, omdat de man die uit zijn winkel spuugde niet eerst links-rechts had gekeken of er toevallig voetgangers langs zouden lopen.
  • - Dat je soms vier man nodig hebt, om een lampje te repareren op het station
  • - Dat ik een slang gevonden had, nou ja gevonden, hij stak voor mijn neus over en ik schrok me rot (Patrick: 'slang, slang, je bedoelt slangetje, hij is ook een centimeter breed', Daniëlle: 'ja, maar wel ruim een meter lang en erg snel').
  • - Dat buitendienststellingen bij spoorwerkzaamheden overbodig zijn: als er een trein komt, ga je even op zij en daarna ga je weer door met het afbreken van een perronkap en stapel je zaken gewoon op het spoor.
  • - Dat we dachten dat in Indonesië rijbewijzen met zegeltjes kunt sparen of ze komen gewoon een auto en denken dat ze kunnen rijden. Nou dat kunnen ze niet!
  • - Dat 's nachts in smalle steegjes Patrick voorop gestuurd wordt, om de ratten alvast te verjagen, maar dat we het ook al redelijk gewoon vinden om tijdens het avondeten ratten langs het randje van de restaurants te zien lopen (en onszelf geruststellen: 'je moet eens weten hoeveel ratten er in Amsterdam en Utrecht zitten met al die grachten'). Zolang ze maar uit onze kamer blijven!
  • - Dat we blij waren dat in Nepal de bussen wat groter zijn dan in Indonesië, zodat we zonder hulp kunnen in- en uitstappen. De gemiddelde bemo (formaat suzukibusje, zoals wij thuis vroeger hadden), waar zij met gemak 15 man inproppen, zijn totaal ongeschikt voor onze lompe lijven.
  • - Dat de rivier multifunctioneel is: zwemmen, baden, wassen, maar je wast er ook je vrachtwagen/bus/auto in (je rijdt gewoon de rivier in en wassen maar)
  • - Dat iedereen wil weten waar we vandaan komen en dat wij meestal Netherlands (in Indonesië ‘Belanda') zeggen, omdat ze dat toch geraden hadden op 100 m afstand. Dat komt omdat Patrick zoveel op Arjen Robbe lijkt (zeggen ze, maar die hebben Patrick nog nooit zien voetballen, hoor).
  • - Dat we op een gegeven moment maar Belgium zijn gaan noemen, want dat kennen ze niet en blijft het automatisch stil.
  • - Dat wij op plaatsen, waar ook veel Indonesische toeristen komen, zelf een attractie blijken te zijn. We worden minsten net zoveel gefotografeerd als de bezienswaardigheden.
  • - Dat kinderen op de meest onverwachte momenten spontaan een handje komen geven, zwaaien of ons groeten. Zelfs voor niet-van-kinderenden-houdende-mensen als ons, blijft dat leuk.
  • - Dat we in een Islamitisch land juist om 6 uur 's morgens gewekt worden door gospelgezang van de katholieke kerk.
  • - Dat alles te vervoeren is op scooters (zelfs een compleet bankstel) in Indonesië en in Nepal kan het op de bus.
  • - Dat we soms zo versteld stonden van de armoede en rijkdom zo dicht bij elkaar. Sommige plaatsen is het voor bewoners meer overleven dan gewoon leven. Dan besef je dat we in NL soms ontzettend kunnen zeurpieten over minimale problemen.
  • - Dat we soms snoepjes kregen in plaats van wisselgeld, omdat ze niet konden passen.
  • - Dat het logisch is dat kinderen in draagdoeken worden vervoerd, met de trottoirs in deze landen, kun je helemaal niets doen met een wandelwagen of buggy.
  • - Dat wannabe-popstars in Indonesië met een gitaar de bus in springen, een liedje doen en dan met de pet rondgaan. Over het algemeen was het niet om aan te horen.
  • - Dat wij het warm vonden in Dubai (34 graden), maar de mensen daar het wel lekker vonden, want in de zomer gaat het richting de 50 graden.
  • - Dat ze daarom ook gewoon airco bushaltes hebben, anders het gewoon levensbedreigend om te staan wachten op de bus.

Tja, het zit er echt weer op... inmiddels alweer een paar keer getraind (helaas vandaag afgelast, dus nog maar een keer getraind), Patrick heeft vanmorgen een rondje gefietst, gisteren lekker bij Den Thuur gehangen. Morgen weer werken, de eerste mailtjes zijn alweer binnengekomen (zag ik per ongeluk op mijn telefoon). We kunnen er weer tegenaan......

Dubai

De laatste dagen van onze vakantie brengen we door in Dubai. Hier doen we niet veel meer dan lekker rondwandelen, af en toe afkoelen in een airco ruimte, ons vergapen aan de gigagebouwen. We gebruiken de gloednieuwe metro om de afstanden af te leggen. We bezoeken uiteraard ook het winkelcentrum, waarin een skibaan is aangelegd. Eigenlijk willen we wel een uurtje skiën, maar je kunnen stoppen, je snelheid kunnen beheersen en bochtjes kunnen maken en Patrick is bang dat de twee uurtjes skiën in Rucphen onvoldoende zijn om te zeggen dat hij dit kan. Palm Island en het hoogste gebouw ter wereld worden niet overgeslagen. We bezoeken ook de wijk Deira, het oude centrum waar voornamelijk de Indische, Filippijnse, Pakistaanse (noem het maar op) expats wonen, die in de bouw werken, als chauffeurs, in hotels enzovoorts. We doen een woestijnsafari (compleet met de jeep door de zandduinen, waterpijp, hennatatoo, sandboarden) en een dagje waterpark. Hiermee hebben volgens mij alle facetten van Dubai wel gehad. Dubai laat zich moeilijk omschrijven, je moet het gewoon zien: woestijn, architectonische hoogstandjes, Arabische wijken en allerlei buitensporigheden, that's Dubai.

De bergen in....

Pokhara is de uitvalsbasis om het Annapurna gebergte in te trekken, een schitterend gedeelte van de Himalaya. Hier informeren we naar een mogelijke trektocht en we besluiten de tocht via Ghorepani - Poon Hill - Gandruk te lopen in vier dagen. Een gids lijkt ons niet nodig en over een drager twijfelen we nog, maar uiteindelijk besluiten we onze rugzakken zelf te dragen (is gelijk een goede oefening om weer wat conditie op te doen, over enkele weken moet ik toch weer gaan voetballen). We ontmoeten 's avonds nog een stel Canadezen, die we in Chitwan hebben gezien en zij hebben dezelfde tocht gemaakt in 6 dagen en vertellen hun ervaringen (vermoeiend, zwaar, koud, maar mooi). Op hun advies huren ook nog snel een slaapzak, we regelen de benodigde vergunningen en gaan op pad.

We vertrekken vanuit Nayapul richting Ghorepani, dat we in twee dagen willen bereiken. Het eerste stuk is prima te doen, maar ineens moeten we een uur via een steile trap klimmen. Dat hakt er wel in. We klimmen in twee dagen van 1000 m naar 2840 meter en dat is pittig, een aanslag op mijn knieën. De wandeling gaat langs kloven, watervallen, dorpjes, rijstvelden, rodondendronbos en soms een uitzicht op de hoge pieken van de Himalaya. Als we in Ghorepani aankomen, is het een stuk frisser en hebben we mooi zicht op de bergen. We twijfelen of we vandaag nog Poonhill zullen beklimmen, maar het lijkt er op dat de wolken het uitzicht aldaar gaat ontnemen, dus we besluiten toch 's morgens vroeg te gaan. We staan op tijd op en klimmen net voor zonsopkomst naar 3210 meter. Helaas is het geen helder weer, maar om de beurt zien we alle pieken. Na het ontbijt zetten we koers richting Gandruk. We weten niet zeker of dit dorp vandaag nog kunnen halen, maar anders wordt de trektocht een dagje langer. Ik had veracht na twee dagen klimmen, dat we nu een dag zouden hebben met wat meer glooiend landschap met zicht op de bergtoppen, maar we lopen vooral door bossen en klimmen nog even naar 3000 meter en daarna is het voornamelijk dalen. Tegen half drie zijn we in het voorlaatste dorp en we besluiten de laatste kilometers dan ook maar af te leggen. Dit is gelukkig wel glooiend, want mijn beentjes protesteren behoorlijk. Tegen 17:00 uur zijn we in Gandruk en moe met een boel spierpijn, genieten we al snel van een koud pintje. De vierde dag staan we op met ontzettend zware benen, maar de wandeling is niet zwaar meer. Het Annapurnagebied is schitterend. Hier kom ik graag nog een keertje terug. Als we tijd hadden gehad, hadden we graag naar het AnnapurnaBaseCamp gewandeld, maar dat zat er niet meer in (zie drie maanden is nog niet lang genoeg). De dorpjes leven veel op toerisme en je vindt dan ook overal lodges, maar het is goed geregeld. Door vaste prijzen, kunnen mensen elkaar niet kapot concurreren en kun je slapen voor € 2 per kamer. De dorpjes zijn per gemotoriseerd verkeer niet te bereiken en alles wordt dan ook vervoerd met sjouwers en ezeltjes. Als je een ezelkaravaan tegenkomt, ga dan maar aan de kant, want die stappen gewoon door of je nu ruimte hebt of niet. Al met al was het vermoeiend, maar ontzettend leuk.

Helaas moeten we alweer aan de terugreis gaan denken. We doen nog een wasje, boeken de busrit naar Katmandu en bevestigen onze vlucht naar Dubai. Nog een dagje in Katmandu en dan op weg naar de woestijn. Bye Bye Nepal, we will be back!!

De nachtelijke achtbaan

Oorspronkelijk hadden we bedacht om vanuit Bardia NP naar Pokhara te vliegen, maar helaas die lijndienst bestaat niet. We hebben verschillende opties overwogen en besloten de nachtbus van ongeveer 15 - 20 uur te nemen. We hebben er een beetje schrik van, maar het lijkt de snelste en vooral goedkoopste optie te zijn. Santo, manusje van alles daar, brengt ons naar het dorp, waar de bus van 15:00 langs komt. Maar omdat niet alles precies volgens schema gaat, moeten we er al om 14:00 uur zijn, want hij komt van de grens met India en kan best vroeger zijn. Nou dat vroeger is vandaag niet, want we moeten wachten tot 16:30 totdat hij er is. Ondertussen vergapen wij ons aan het gebeuren om ons heen en de dorpsbewoners vergapen zich aan ons. Op een gegeven moment wil ik graag plassen en we zitten bij een winkeltje annex guesthouse te wachten en het zoontje toont mij de wc. Echter, ik verwacht een Aziatisch hangtoilet en het is pikkedonker, dus ik aarzel om naar binnen te gaan. Ik wil wel zien waar ik binnenstap. Het jongetje snapt echt niet waarom ik zo aarzel. Dan doet zijn moeder het licht aan en het blijkt een Westerse zit-wc te zijn (zo donker wat het dus). Het jongetje denk dat ik een dergelijke wc niet ken, wijst mij aan hoe ik het toilet moet gebruiken. Ik kom niet meer bij van het lachen en dank hem uitvoerig. Ook in dit dorp staat de vooruitgang niet stil, want er wordt een soort glasvezelkabel aangelegd. Met een hypermodernmachine wordt de kabel onder de weg door gegraven en gelegd. De machine wordt op afstand bestuurd. Het hele dorp is uitgelopen om dit te volgen. Santo ziet de machine en springt van zijn stoel: 'where is the driver, the machine is moving, where is the driver'. Patrick legt hem uit de man met de jeans en witte shirt de immense machine op afstand bestuurt. Wow, dat moet ook Santo toch even van dichterbij bekijken.

Later bespreken we de motoren in Nepal. Santo wil ook graag een motor kopen, maar dan zonder papier, anders is hij te duur. Met papieren kost een nieuwe motor ongeveer € 1.500, zonder papieren is hij maar € 200. Dit is voor een Nepalees nog steeds een gigantisch bedrag, maar Patrick heeft al visioenen van motorhandel tussen Nepal en Nederland. Verder zien we vrij jongetjes, die hun maaltijd bij elkaar hebben gevist, de zwerfhonden, die continu ruzie maken, kinderen die hout komen verkopen, bussen die in- en uitgeladen worden. Een chauffeur die zijn kleren voorop de bus hangt, zodat ze gedurende het rijden kunnen drogen.

Als onze bus dan eindelijk arriveert, zien we gelijk waarom hij zo laat is. De lading heeft waarschijnlijk wat meer tijd gekost dan gebruikelijk. Het dak staat namelijk helemaal vol met geiten. Onze rugzakken kunnen inmiddels ook niet meer achterin en moeten dus op het gangpad, dat ook al helemaal volstaat. De bus valt ons mee. Het is een betere bus dat we tot nu toe in hebben gezeten, maar helaas zijn de schokbrekers totaal versleten. Op een gegeven moment heb ik muziek op staan, één of ander housenummer en ik zie alle passagiers op het ritme van mijn muziek uit de stoelen vliegen. Het ziet er erg komisch uit, maar het betekent uiteraard ook dat wijzelf ook totaal door elkaar geshaket worden. Vanaf het moment dat het donker is, lijkt het net zo'n achtbaan. Door de geluiden, lijkt het alsof we heel hard rijden, op onverwachte momenten word je uit je stoel gelanceerd en je schudt continu. Op de kermis tel je goudgeld neer voor zo'n ritje en dat duurt het maar een paar minuten, wij kunnen hier gewoon 15 uur van genieten. Rond middernacht stappen nog een 15-tal mensen in, waarvoor naar mijn mening geen plek meer is. Maar jawel. De eigenaren van de geiten, moeten maar op het dak; via leuningen en over mensen heen klimmen, kunnen er nog drie bij op de achterbank. De rest gaat maar gewoon op de bagage in het gangpad zitten. Ik maak nog wat stennis met een stel dat hun lekkende tas met olie op onze rugzakken wil zetten. Vervolgens val ik, volledig tegen de verwachting in, in slaap voor een paar uur. Ineens schrik ik wakker en het blijkt dat er een boel mensen de bus uit zijn en een deel van de bagage weg is. Ik zit verdorie naast mijn rugzak en blijkbaar hadden ze hem gewoon kunnen jatten, want ik heb helemaal niets gemerkt (Patrick overigs ook niet).

In de ochtend komen we in Pokhara aan.

Bardia NP

Bardia NP is vergelijkbaar met Chitwan NP. Het is een jungle met olifanten, krokodillen, neushoorns, tijgers, luipaarden, apen enzovoorts. Hier komen specifiek ook nog de Gharial krokodil voor en de Ganges dolfijn. Deze zijn zeldzaam, maar kunnen hier nog gespot worden.

De eerste dag gaan we met een Amerikaans koppel (Tammy en Walter) de rivier afzakken op een rubberen boot onder begeleiding van onze twee gidsen Santa en Santo (twee broers). Het is een hele relaxte dag. We dobberen wat rond en zien niet zo veel wild, behalve wat herten en apen, maar ja die vinden we inmiddels niet zo bijzonder meer. De lunch wordt keurig verzorgd door de twee gidsen en we dobberen weer verder. Op een gegeven moment wordt het toch nog spannend. Om de bocht staan ineens drie olifanten. Wij denken natuurlijk gelijk dat het wilde olifanten zijn, maar helaas de gidsen helpen ons snel uit onze droom. Het zijn tamme olifanten, maar desalniettemin moeten uit de raft en een stukje lopen. Als we de rivier verder afdrijven, zouden we heel dicht langs de olifanten gaan en dat wil je niet. Tammy vraagt of ze ons dan nat spuiten of zo, nee laat Santo weten: ze gooien gewoon de hele raft ondersteboven. Oja, dan stappen we toch maar even uit. Tamme of wilde, ruzie met een olifant dat wil je niet (onvoorstelbaar, een paar dagen geleden heb ik op zijn rug gezeten om te wassen en nu moet ik uit mijn bootje). Aan het eind van de middag komen we bij een stukje rivier waar de zoetwaterdolfijn / gangesdolfijn gespot kan worden. Er zitten er maar 5 of 6, dus de kans is klein, maar we treffen het er duikt er af en toe boven water. Tegelijkertijd graaft Santa een vreemd soort beest op. Het lijkt op een kruising tussen een zandkrab, sprinkhaan en schorpioen. Hij is behoorlijk agressief, maar de gidsen hebben ook geen flauw idee wat voor soort beest het is, maar het woont hier altijd.

De volgende dag gaan we een junglewalk doen, samen met Kathleen, een Duits meisje, dat enkele maanden vrijwilligerswerk heeft gedaan in Kathmandu. Een hele dag jungle walk houdt in dat we naar de plekken wandelen waar de kans het grootst is om wilde dieren te spotten en daar lekker wachten. Helaas treffen we het vandaag niet met het weer. In de ochtend komt het met bakken uit de lucht. Elke keer als onze kleding weer iets droog lijkt te worden, plenst het ineens weer. De bloedzuigers zijn dol op zulk weer en dat merken we ook. Mij vinden ze niet zo lekker, maar ze zijn dol op Patrick. Kathleen baalt gruwelijk. Ze heeft gedurende moesson in Kathmandu gewerkt en een trektocht gedaan in Annapurna en is de regen wel beu. Nu is de moesson over, maar loopt ze nog in de plensbuien. Eenmaal bij een uitkijktoren, doen we wat natte kleding uit en warmen ons aan het zonnetje dat probeert door te breken. Kathleen heeft het zo koud, dat ze het liefste terug zou gaan. Gelukkig heb ik nog een droge koltrui bij en daarmee krijgt ze het een beetje warmer en kan haar truitje drogen. Op een gegeven moment horen we paniekgeluiden van herten en de gidsen weten dan dat er een tijger in de buurt is. De gids lijkt precies te weten waar hij heen moet, dus wij pakken onze spullen snel en dan ja hoor, breekt de hemel volledig open. Geen geluiden meer en waarschijnlijk ook geen tijger meer. We wandelen nog wat verder en wachten hier een daar en op een gegeven moment zitten we bij een mooi plekje langs de rivier en we horen weer de paniek geluiden van herten. De gids zet ons op een ander plekje weg en we wachten vol spanning af. En ja hoor, daar komt een hertje uit de bosjes rennen en zwemt voor onze neus de rivier over. Er volgt nog een hertje, dat een stukje verder overzwemt. We horen geritsel en de gids gebaart ons heel stil te zijn en goed op te letten. We hopen zo erg dat het een tijger is, al weten we dat het net zo goed een jakhals of vosje kan zijn, maar als het ‘roofdier' dan eindelijk tevoorschijn komt, blijkt het een hond te zijn. We zitten echt te kijken met een blik: 'wat doet dat beest hier, een hond, vertel me alsjeblieft dat het een hele speciale soort hond is', maar nee het is een doodnormale hond, verwilderd en samen met zijn maatje aan het jagen. Ze zwemmen ook naar de overkant. Het hertje is niet van het slimste soort en laat zich pakken. Het hertje weet nog te ontsnappen, maar is zo verwond dat ze halverwege de rivier verdrinkt. We zijn allemaal wat stil geworden van dit tafereel. Zo hadden we onze safaridag niet willen afsluiten. De gids vraagt Patrick een goede foto te maken van de honden, zodat hij het kan melden bij de rangers van het Park, want de honden behoren hier te kunnen komen. We halen het positieve er maar uit: de gids weet inderdaad goed te lokaliseren waar wild te spotten is, dat het een hond was, kon hij ook niet weten natuurlijk.

Al met al is het wel het meest spectaculaire verhaal van de dag, dus 's avonds bij een pilsje kunnen we het nog een paar keer vertellen. De Amerikanen zijn er nog en gisteren hebben we ook volop gekletst met een Nederlands koppel dat voor een jaar aan het reizen was en een Nederlands koppel dat 5 maanden in Pokhara in weeshuizen aan het werken zijn. Vanavond zitten we aan tafel met een Nederlands, Italiaans en Fins meisje die alle drie voor lange tijd onderweg zijn. Goh, met onze drie maanden zijn wij nu ineens degene die het kortst van huis zijn. Leuk om alle verhalen te horen en hoe mensen keuzes maken, wat ze doen tijdens zo'n lange reis enzovoorts. De gidsen van Forest Hideaway blijven meestal ook hangen en hebben vaak nog leuke verhalen en we kunnen ook wat meer te weten komen over het dagelijkse leven van de mensen in de dorpjes in de bufferzone van het park. Bijvoorbeeld dat de wilde olifanten soms graag de rijstvelden in gaan, om al dat lekkere groen op te eten, maar dat ze dan met man en macht de beesten terug het bos in jagen. Als dit gebeurt en het is veilig zouden we mogen gaan kijken, maar we mogen in ieder geval niet in ons eigen hutje blijven. Onze hutjes zijn namelijk dezelfde als van de Tharumensen en dat houdt in dat ze gemaakt zijn van bamboe, olifantengras en modder en deze constructiemethode is niet bestand tegen een 6-tonner op volle snelheid.

Na deze lange dag duiken we ons bedje in, waar we een paar uur later bijna uit regenen. Het is buiten aan het stormen en de wind staat precies op ons raam, maar omdat er geen glas inzit maar enkel muskietengaas, regent het zo binnen. We leggen onze spullen even droog en ik ga naar het toilet, maar daar kletst de regen op mijn rug, brrrrr. De volgende dag constateren we dat de muizen het buiten blijkbaar ook te koud vonden, want ze zijn duidelijk op onze kamer geweest (de keutels liggen tussen de malariatabletten). Later zal Patrick nog ontdekken dat ze aan zijn schoen hebben geknaagd (ze hebben er gewoon een heel stuk afgevreten).

Na een heerlijk ontbijtje gaan we weer wandelen, deze keer zijn me met z'n tweetjes en krijgen Indra als gids mee. We spotten weer herten, een grote krokodil (mash mugger), langoerapen, termietenheuvels en een heleboel bloedzuigers (Patrick plukt ze van zijn benen, van zijn buik en tig van zijn broek, die nog zo ver zijn gekomen). Op een gegeven moment zitten we rustig op een plekje langs de rivier te wachten. Ik lees een boekje en Patrick en Indra zoeken het wild voor me. Het lijkt er op dat er vandaag niet veel spannends gaat gebeuren want het is zo stil. Na de lunch moeten we terug, omdat we vanmiddag nog met de Jeep gaan rijden, dieper het park in. Terwijl Indra zijn rugzak repareert, hoor ik de paniek geluiden van de apen en herten. Ik denk dat ik al ervaren ben en weet dat er een tijger gesignaleerd wordt, maar het klinkt zo ver weg, dus Patrick en ik hebben de hoop al opgegeven om nog dit mooie te beest te spotten. Maar dan komt ineens de gids met de drie meiden (Italiaans, Fins en Nederlands) bij ons zitten, want hij denkt wel dat het dicht bij is en ja hoor, dat klinkt het verlossende woord: 'there a tiger, near the river'. Indra heeft mijn verrekijker nog en ik zie hem met het blote oog wel, maar kan niet zeggen of het een tijger is of een hert. Ik krijg snel mijn verrekijker en verifieer dat het echt een tijger is. Geweldig. De gidsen zeggen dat het een kleine is, jong volwassen, bijna 2 jaar oud en sinds kort alleen. Nou, ik vind het al een grote tijger, niks kleintje. We hebben geluk dat hij niet snel de bosjes weer in schiet, maar rustig de rivier oversteekt, door het water, door de kiezelkeien, schitterend. Ik ben helemaal gelukkig, mijn dag kan niet meer stuk, wat zeg ik, mijn hele reis. Dit vind ik geweldig.

Nadat we de tijger niet meer zien, moeten wij echt terug, want de jeep staat op ons te wachten en we moeten nog een eindje wandelen. We moeten richting op waar we de tijger hebben gezien en Indra bekijkt de mogelijkheden om de tijger nog een keertje te zien, zonder dat we hem onverwachts tegen komen. We gaan naar de rivierbedding en gebaart ons heel stil te zijn, omdat hij zomaar om het bochtje kan zitten. Nu we zo dichtbij zijn, vind ik het wel erg spannend. Tijgers zijn schitterend, maar ik vond de afstand van 150 - 200 meter eigenlijk wel prima. We komen de tijger niet meer tegen, maar wel zijn sporen en deze volgen we een tijdje (Ik ben helemaal onder de indruk van de spoorzoekerskunsten van Indra, hij vindt het spoor iedere keer weer terug). Dit is echt safari, omdat zo'n beest echt heel dicht bij kan zijn, terwijl wij hem niet zien, horen of ruiken (hij ons vast wel).

We moeten toch nog een tijdje op de jeep wachten en Indra vertelt over de populatie tijgers in het park. Ik dacht dat er in Bardia NP meer tijgers zaten dan in Chitwan, omdat hier de kans groter is om ze te spotten, maar blijkbaar heeft dat niet met de hoeveelheid te maken. Er zitten ongeveer 25 tijgers in het park. In de afgelopen 10 jaar zijn veel tijgers gedood door stropers, omdat het leger te weinig mensen had om de parkgrenzen te bewaken. Het leger had haar mensen nodig in de strijd tegen de Maoïsten, die een soort guerrillaoorlog voerden. Nu leek het een paar jaar geleden allemaal rustig te zijn, maar ineens is de strijd weer opgelaaid en toen kozen de Maoïsten er voor om zich te verschuilen in het park. Het gevolg was dat het leger ook hierheen kwam, vallen opzetten en schoten op alles wat bewoog, helaas heeft de tijgerpopulatie hier enorm door geleden. Met de mensen in de omliggende dorpen hebben ze nu een goede balans gevonden tussen leven en laten leven. De bewoners voelen zich ook verbonden met het park, enerzijds om het een belangrijke inkomstenbron is en anderzijds omdat ze manieren hebben gevonden, om zowel de natuur als hun broodwinning te behouden.

Als de jeep er eindelijk is, zit Kathleen er al in (gruwelijk jaloers omdat ze er niet bij was bij de tijger). Na wat herten gespot te hebben, geeft onze jeep de brui eraan. De chauffeur probeert hem te repareren, terwijl wij een stukje wandelen, maar krijgt hem niet echt gemaakt. We besluiten terug te rijden, want geen enkele mobiele telefoon heeft bereik en als we verder rijden en hij gaat echt stuk, moet er iemand teruglopen om hulp te halen. Kathleen ziet dat helemaal niet zitten en wil heel graag terug. We besluiten een stukje terug te rijden dan verder te wandelen naar een uitkijktoren waar soms olifanten gespot kunnen worden. Echter, we volgen nu niet de meest reguliere weg en moeten dwars door het olifantengras. Dit hebben we vaker gedaan, maar meestal was het ongeveer 2 meter hoog en lag er een soort paadje. Nu is het minstens drie meter hoog een paadje is nergens te vinden. We horen een tijger brullen en Indra zou het liefst daar echt op af gaan, maar omdat het gras zo hoog is, kunnen we niet zien of er olifanten inzitten en dat is te gevaarlijk. Dus we lopen zo veel mogelijk door het bos (zien tig herten) en het kortste pad door het olifantengras. Dat laatste is niet zo erg, want dat gras snijdt, brandt en is taai. Onze armen zijn vuurrood en jeuken immens. Eenmaal in de uitkijktoren, wordt onze moeite enkel beloond met nog meer hertjes. De tijger horen we niet meer en de olifanten zijn niet te bekennen, maar spannend klonk het wel. We wandelen verder, Patrick maakt ruzie met de bloedzuigers en we komen uiteindelijk weer bij de jeep uit. Wederom een volle dag, maar nu met een tijger en dat maakt alle kilometers wandelen, alle liters regen, alle uren wachten en verdomde bloedzuigers helemaal goed.

Bardia NP is absoluut een aanrader. Het ligt afgelegen van de meeste toeristenplekken. Hierdoor wordt het minder bezocht, wat wellicht ook een deel van zijn charme levert. Maar als je de tijd hebt, is het zeker de moeite waard. Wij verbleven in Forest Hideway (www.foresthideaway.com) en ook deze plek kunnen we bij iedereen aanbevelen. Je kunt het zo duur of goedkoop maken als je zelf wilt. Het eten is er goed. Ondanks ons pakket, mochten we dagelijks gewoon van de kaart kiezen wat we wilden eten. De service was geweldig, de gidsen zijn leuk, enthousiast en niets is ze teveel. Het wild is moeilijk te spotten (lastiger dan in Chitwan), maar de gidsen zijn goed, echt goed. We vonden het erg relaxt, terwijl we toch best veel gedaan hebben. Wij hebben een flinke fooi achtergelaten, die ze volgens ons goed kunnen gebruiken. De gidsen hebben keurig bedrijfskleding, maar je ziet dat hun eigen kleding tot op de draad versleten is (vol gaten, stieken eruit, zoom afgescheurd, twee verschillende slippers aan). Rijk zijn ze absoluut niet en omdat er niet veel toeristen komen, zullen de inkomsten waarschijnlijk ook niet hoog zijn (zeker niet in de afgelopen jaren dat het daar zo onrustig was en er nauwelijks toeristen kwamen).

Wij vonden het geweldig hier en gunnen de mensen de inkomsten graag, dus als je Nepal bezoekt en je hebt de tijd, sla dit park dan niet over!!

De trip naar Bardia NP

Tjonge jonge, het valt niet mee informatie te krijgen over een traject wat niet zoveel mensen afleggen. We willen naar Bardia NP, maar lukt amper om te achterhalen hoe lang we daarover gaan doen en welke bus we moeten hebben. Meestal gebruiken we meerdere bronnen om info te halen en als er twee of meer met elkaar overeenstemmen, gaan we ervan uit dat dat het juiste is. Maar nu lijkt er geen overstemming in de info te willen komen. We hebben op verschillende plekken geïnformeerd, de LP erop na geslagen, gegoogled, maar de reistijd varieert tussen 9 uur tot 15 uur tot 'very very long'. En welke bus, tja daar verschillen de meningen ook nogal over. Daarom hebben we besloten de rit in twee te knippen, om te voorkomen dat we midden in de nacht in de middle of nowhere aankomen. We boeken een toeristenbus richting Butwal, omdat deze het snelst zou gaan, want die stopt onderweg niet. Ja... dat had je gedacht. Hij is toeristenbus tot de eerste stad (na ongeveer 20 minuten) en vanaf dat moment is hij gewoon bus, waar iedereen op elk gewenste plek kan in- of uitstappen. Geeft niets, het maakt de reis een stuk interessanter, maar ook een stuk langer. Opeens stopt de bus ergens waar geen mensen staan, midden in het bos en een heleboel passagiers schieten naar buiten. Patrick en ik kijken wat verbaasd rond, maar ontdekken al snel dat dit een plaspauze is. Als de chauffeur moet pissen, zet hij de bus gewoon even aan de kant en de rest mag dan ook snel ff. Maar let wel goed op, want als de chauffeur de bus weer start, zorg dan maar dat je op je plekje zit, want hij rijdt gewoon weg. Alhoewel, ik zag de hulpmannen wel ff snel koppen tellen.

Elke bus heeft dus zijn chauffeur en die heeft maar één taak: rijden. Meestal zijn er twee andere mannen bij. De ene zorgt voor de bagage en de andere voor de betaling van de zitplaatsen. Zij houden ook in de gaten of er mensen in of uit moeten. Een klap op de bus is ‘stoppen', twee klappen is ‘rijden'.

Halverwege hebben we een lunchstop, alwaar Dal Bhat gegeten wordt. Dit is het nationale gerecht van Nepal. De keren dat ik het gegeten heb, kreeg ik een metalen bord met vakjes of bakjes. Je krijgt een dot rijst en een bakje linzensoep en daarnaast vaak nog twee of drie bakjes met groenten in het zuur, curry of aardappelen, al naar gelang de kok het belieft klaar te maken. De rijst en linzensoep worden aangevuld totdat je geen boe of bah meer kan zeggen. Hier wordt het iets simpeler gegeten: een groot metalen dienblad en daar gaat gewoon alles op en je eet het met je handen, want bestek is nergens te vinden. Men spreekt hier dan ook van 'Dal Bhatpower, 24 hours' . Patrick en ik besluiten, enigszins beïnvloed door de mate van hygiëne hier, dat we niet zoveel honger hebben en met een zakje chips voldoende onze magen vullen. We hangen verder wat rond en Patrick maakt een foto van een andere bus, waarop enkele geiten als lading staan. Ja, hier kan alles met de bus mee. Als het op het dak past, kan het mee als bagage (denk aan zakken voedsel, meubels, fietsen en dus ook geiten en kippen). De eigenaar/begeleider van de geiten blijkt een jongetje te zijn en hij komt trots aan Patrick vertellen dat het zijn geiten zijn en Patrick showt hem de gemaakte foto. Vrienden zijn hier snel gemaakt.

Op een gegeven moment stapt er een man in en die heeft drie kannen diesel bij zich, waarvan er één niet goed sluit. Het stinkt binnen no-time naar diesel in de gehele bus en hij krijgt ruzie met een vrouw, die vindt dat hij zijn kannen vast moet zetten. Hij mag ze niet in de buurt van haar zetten. Als alles eigenlijk net goed staat, moet de bus hard remmen en ja hoor, donderen die kannen diesel natuurlijk om, bij de boze vrouw over haar rokken. Nou toen waren de rapen gaar natuurlijk. Gelukkig was hij snel op plaats van bestemming. We laden ook nog een oud vrouwtje in, dat een soort ontsteking heeft aan haar been. Ze kan zelf niet lopen en haar been kan niet krom. Ze wordt met vereende krachten ingeladen, gelukkig weegt ze niets en is het tanige vrouw.

Het verkeer valt ons in Nepal ontzettend mee. We hadden de meest wilde verhalen gelezen, maar het verloopt allemaal vrij rustig. De wegen zijn wisselend van kwaliteit, maar niet zo slecht als op Flores, maar wat vooral bijdraagt aan de overzichtelijkheid is de snelheid. Het verkeer rijdt gewoon niet zo snel, er zijn nog niet veel ato's. het gemotoriseerd verkeer bestaat voornamelijk uit bussen en vrachtwagens. De rest van het verkeer wordt gevormd door fietsers, voetgangers, koeien en karren met buffels ervoor. Hoe verder we van Kathmandu af geraken, hoe minder gemotoriseerd verkeer en hoe meer van het andere.

Halverwege de middag komen we in Butwal aan. Butwal is een echte Tharustad, stoffig, lawaaierig, druk. Het is niet toeristisch. Als er al toeristen komen, komen ze niet verder dan het busstation om over te stappen. We kunnen in eerste instantie niet goed achterhalen waar we ergens zijn afgezet en kunnen daarom geen van de hotels vinden die in de LP genoemd staan. Dus lopen we maar wat rond en zien op een gegeven een hotel dat er aan de buitenkant redelijk uitziet. We informeren naar de prijs en gaan kijken naar de kamer. Al lopend door het hotel hebben we al minder zin in deze slaapplaats. Het voelt niet fijn aan, maar als we de kamer zien, zijn we gelijk klaar. Ik weet € 4 is niet veel, maar ik weiger op deze kamer te slapen. Grote kamer, maar goor.... Vier matrassen liggen op de grond nog te vies om aan te raken. In de badkamer ben ik niet eens meer gaan kijken. Toch maar doorzoeken naar de aanbeveling in de LP. Eindelijk vinden we iemand die het hotel kent en hij regelt gelijk een riksja voorons. We spreken de prijs af van 50 rupiahs en de man fietst ons met onze rugzakken richting het hotel. Hij moet flink trappen, want het gaat wat bergop. Eenmaal daar wil hij 100 rupiahs hebben. Dat is uiteraard tegen de afspraak in. Hij had sowieso een flinke fooi kunnen krijgen, omdat we gewoon een zware lading zijn, maar ineens dubbel tarief, dat kan zomaar niet ('
'zo zijn we niet getrouwd' zou mijn oma zeggen). Maar we hebben geen zin om over € 0,50 ons druk te maken, dus doen we dat ook niet. Later blijkt dat normaal zo'n stukje ongeveer € 0,15 moet kosten, dus we zijn wel afgezet voor € 0,85. Het moet niet gekker worden. We vinden uiteindelijk een leuk hotelleke en eten bij de golfclub (ook aanbeveling in LP) want de andere eetstekkies zien er wat smoezelig uit en slaan we graag over.

Het enige dat we nu nog moeten regelen is de bus voor morgen richting Bardia. Na verschillende keren vragen, trekken we de conclusie dat een Nepalees echt niet weet hoelang de reistijd of reisafstand is, wanneer het langer is dan 1 uur of verder is dan 25 km. Ze gokken of baseren op ervaring, maar het varieert echt weer van 100 km tot 500 km en 5 uur tot 15 uur, ze weten het gewoon niet. Ook het achterhalen van het vertrektijdstip is een hele klus. Zo'n gesprekje verloopt ongeveer zo:

  • - Weet u hoe laat de bus naar Ambassa gaat?
  • - Elk uur
  • - Heel uur, half uur kwart over?en vanaf wanneer?
  • - Wanneer wil je vertrekken?
  • - Rond 7 uur
  • - De bus gaat om 7:30
  • - Ok bedankt
  • - Ik zal het loket even wijzen en voor de zekerheid even vragen
  • - Fijn,bedankt
  • - De bus gaat om 5:00 en 5:40 uur
  • - Ooo, dat is wel erg vroeg ineens. Gaat er niet eentje om acht uur of zo?
  • - Ok, 8:30 uur
  • - Is er nog eentje vroeger?
  • - Ook goed, 7:30 uur.

Patrick en ik kijken elkaar aan. Deze informatie komt niet echt betrouwbaar over, maar de man doet erg zijn best om ons te helpen en we weten in ieder geval bij welk loket we een kaartje kunnen bemachtigen. We besluiten om rond 7:00 uur gewoon maar naar het busstation te gaan en maar te zien wanneer de bus vertrekt.

Bij het hotel biedt de manager aan om voor ons te informeren. Hij komt meldt ons: 5:00 uur, 5:40 uur, 6:45 uur en dan nog om 8:15 uur. We besluiten de bus van 6:45 dan te nemen. Omdat we niet kunnen ontbijten, besluiten we wat bij de marktkraampjes te kopen. We hebben al wat koekjes, nu nog een pakje drinken en wat banaantjes. Patrick vraagt om 6 banaantjes. Patrick geeft twee keer met zijn handen aan dat hij er 6 wil hebben. Ze snappen het en we rekenen € 0,40 met de zoon en moeder zoekt de beste banaantjes voor ons uit, maar ze pakt er totaal 12 in. Het is wat veel, maar aangezien we al betaald hebben, nemen we ze ook maar mee.

Kaartje gekocht, onze rugzakken gaan deze keer achterin, want het dak ligt al vol met lading en we vertrekken. Onderweg krijgen we regelmatig controle. Hoe verder we naar het westen gaan, hoe vaker we controle hebben en af en toe moet er met geld geschoven worden. Als we uiteindelijk bij de grens van Bardia NP aankomen, komt er een soldaat checken of er niets ongeoorloofd mee in of uit het park wordt genomen. Na vele uren komen we aan bij Ambassa en daar wacht iemand ons op van Forest Hideway, onze plek voor de komende dagen.

Eenmaal bij het resort worden we welkom geheten door de manager en spreken we door wat we allemaal zouden willen doen. Je kunt alles los boeken of een compleet pakket nemen. We laten ons graag verassen en nemen een pakket, maar omdat we rustig aan willen doen, willen we een nacht extra zonder activiteiten. Hij vindt het prima en geeft deze nacht er bij kado. We horen 's avonds vanzelf wat er de komende dagen gaat gebeuren.

Chitwan, it's a jungle outthere

Dit is het bekendste nationale park van Nepal en wordt ook veel bezocht. Er leven neushoorns, olifanten, beren en tijgers en nog allerlei andere spannende dieren. We hebben twee nachten in het park zelf geboekt en één nacht in het dorpje aan de rand van het park. We belanden in Jungle Island resort op een riviereneilandin de Narayani rivier. Dit eiland blijkt al zo groot te zijn, dat we het niet eens verlaten om wild te zoeken. We doen van alles: wandelen, varen en ook olifantensafari's. Helaas blijkt wild in de jungle wederom moeilijk te spotten. Zonder gidsen vinden we sowieso niets, maar ook met gids is het geluk hebben. We hebben leuke en goede gidsen (Hom en Hema). Ze zijn erg enthousiast en vertellen graag en laten je heel graag vanalles zien. We genieten het meest van de olifantensafari's. We hebben in Thailand ooit al eens op een olifant gezeten, maar dat was niets vergeleken dit. Dit is geweldig. We moeten (urenlang) met z'n vieren in een houten bakje (tja comfortabel is wat anders) en de mahout zit in zijn nek om de olifant te besturen. De olifant vindt zijn eigen weg en waar geen pad is, maakt hij er één. Machtig mooi, om te zien hoe zo'n beest te werk gaat. We zijn allemaal onder indruk. Zoveel kracht en geweld en toch zo beheerst. Langs de rivier is de grond wat zachter, daar is zo'n 6-tonner wat voorzichtiger. Hij wil wel zeker weten dat de grond hard wordt onder zijn poezelige voetjes. Meestal voelt hij eerst met de slurf, plaatst zijn voet voorzichtig totdat er vaste grond is en verplaatst dan pas zijn gewicht. Zijn achterpoten zet hij altijd precies in de voetstap van zijn voorpoten. Staat er een boompje in de weg, dan duwen we die toch gewoon opzij. Wanneer we een keer met twee olifanten op pad zijn, kan de grote er niet doorkomen, dan maakt het kleintje eerst een doorgang en dan volgt de grotere. Het lijkt soms alsof de olifant vergeet dat wij nog op zijn rug zitten, waardoor het een echte safari is: bukken voor takken, uitkijken voor doorns, benen intrekken voor boomstammen enzovoorts. Mahouts blijven hun hele leven bij dezelfde olifant en kennen het dier door-en-door en gaan er ook liefdevol mee om. Naar onze mening zouden ze wat minder met die stok op hun hoofd moeten tikken, maar ja, ik heb nooit op olifantentrainingscursus gezeten, dus wat kan ik er van vinden. We zien vooral hoe goed ze luisteren, wanneer ons bakkie scheef is gezakt. Dit moet weer hersteld worden, maar dat gaat niet als wij erin zitten. Bij het instappen, maken we gebruik van een soort vliegtuigtrap, maar die is er midden in het bos natuurlijk niet. Dus moet de olifant knielen (al een belevenis op zich voor ons in het bakkie) en klimmen we eruit, glijen over zijn kont en staan op de grond. We zien hoe de mahout de olifant laat uitademen, zodat hij de banden kan aantrekken. De olifant laat hem via zijn slurf opstappen en werkt echt aan alle kanten mee om het bakkie weer recht te krijgen. Dan moeten wij er weer op. Tja, hoe stap je op een olifant. Nou dat beestje knielt weer en steekt zijn achterpoot naar achter. Je stapt op zijn poot, op zijn staart en op zijn kont en klimt in het bakkie, simpel toch? Geweldige ervaring, kan op mijn CV als competentie: 'kennis en kunde m.b.t. opstijgen van een olifant'.

In het park trekken we twee dagen op met Frank en Jacqueline, een Nederlands stel dat een half jaar aan het rondtrekken is. We zijn een beetje jaloers, want wij zijn immers al over de helft. Zoals gezegd, zien we weinig wild, maar treffen bij een junglewalk, toch een mooie neushoorn aan. Omdat we in de buurt zijn van een groep die een olifantensafari doen, kunnen we tussen de olifanten staan en kunnen we heel dicht bij staan. De olifanten maskeren onze geur en geluiden en indien nodig kunnen ze een buffer vormen. Tijdens een andere wandeling zien we nog twee neushoorns, maar die zijn zo ver weg dat Patrick zelfs vraagt: 'waar staan we naar te kijken?'. We kunnen ook niet dichterbij komen, omdat de neushoorns ons al opgemerkt hebben en de gidsen willen ons dan niet in de buurt van de beesten hebben.

Tijdens de laatste olifantensafari vraagt de mahout of ik de olifant wil besturen. Ik denk eerst dat hij een grapje maakt, maar nee, het mag echt. Nou dat hoef je mij niet twee keer te vragen. Ik klim vanuit de bak in zijn nek, zet mijn voeten achter tegen de oren en 'juu' rijden maar. Leuk, leuk, leuk, ja zo krijg je mij wel tevreden.

Als de olifanten vrij zijn, mogen ze op een ander riviereiland los rondlopen. Wanneer ze hier van terugkomen, zitten ze onder de modder en moeten ze natuurlijk gewassen worden en je raadt het al... dat mogen wij doen. Hoe toeristisch wil je het hebben, maar het is zo leuk. Dus hup bikini aan en het water in. Geweldig met die grote beesten die toch zo voorzichtig zijn. Ik mag op zijn rug klimmen en moet aan zijn oren vasthouden, hij gaat staan en voordat ik het weet spuit de olifant mij nat. Patrick aarzelt nog, maar mijn enthousiasme werkt aanstekelijk en na enige aanmoediging klimt ook hij in de nek van de olifant en wordt ook hij gedoucht. De meeste mensen komen alleen kijken en komen het water niet in, mooi, des te meer olifanten voor mij om te wassen. Ik denk dat e uitstand uit zal wijzen dat ik meer gewassen ben dan de olifant, maar uit eindelijk zijn ze allemaal weer schoon.

Overigs brengt een jungle soms meer dieren dan je wenst. Er werd gewaarschuwd dat er soms ongenode gasten op je kamer kunnen zitten in de vorm van slangen of insekten. Echter, wij troffen wat anders. Patrick kijkt eens goed rond in ons hutje en vind muizenkeutels (denkt hij) en hij kijkt verder en roept verschrikt: 'gatverdamme, er zit een rat'. Nu ben ik al aardig gewend aan al die ratten in Azië, maar ik wil er verdorie geen op mijn kamer. Maar helaas is de stroom al uit (we hebben slechts elektriciteit van 18 tot 21 uur) en we moeten hem met een zaklamp op sporen. Ik roep er één van de medewerkers bij, maar die is niet erg onder indruk. Hij geeft mee een tak en zegt: 'they are not dangerous, just hit with this stick your bed and he wil stay away'. Ja, ja, maarre......ik wil geen rat op mijn kamer! Dus ik zit heel heldhaftig op een stoeltje buiten ons hutje te wachten of ik de rat naar buiten zie komen, terwijl de medewerker en Patrick binnen op rattenjacht gaan. Op een gegeven hoor ik een oerkreet van Patrick: de rat bleek tegen zijn been opgeklommen te zijn, maar omdat het donker is, had Patrick dat uiteraard niet gezien, maar voelt ineens dat beest(je) op zijn benen. Daarna is de rat naar buiten gevlucht. Patrick en ik hebben vervolgens de kamer helemaal gecheckt (met het zaklampje), alle gaten dichtgestopt, nog een keer gecheckt en hebben geprobeerd te gaan slapen. Enne.... Ik weet wel dat zo'n beestje waarschijnlijk helemaal niets doet en banger van mij is, dan ik van hem, maar toch.....

Na afscheid genomen te hebben van Jungle Island Resort (met name van de gidsen Hom en Hema en natuurlijk ook van Frank en Jacqueline), zetten we koers naar Sauraha, een toeristendorpje aan de rand van Chitwan. We hebben hier nog een nachtje een hotel geboekt. Omdat we zo enthousiast waren over de olifantensafari's willen we er hier ook nog eentje doen, om een ander deel van Chitwan te verkennen. Je kunt safari's boeken bij de private club en bij de overheidsclub, maar dat waren wij eigenlijk vergeten en de man van het hotel had iets geregeld voor ons. Het blijkt de private club te zijn, maar helaas blijkt dit van een hele andere orde te zijn, dan we in Jungle Island Resort. De mahouts zijn veel agressiever tegen hun olifanten. De olifant bukt soms zelfs voor de stokslagen die hij krijgt. Verder zit de mahout rustig te kletsen en te bellen en wijst af en toe een hert aan. De omgeving is schitterend, we zien veel herten, krokodillen en vele sporen, maar helaas geen neushoorns.

Ach, we weten nu dat we een goede keuze hadden gemaakt om twee nachten in het park te verblijven. We zullen het dan ook altijd iedereen aanraden, om hier wat extra's aan uit te geven. Al met al een heerlijke ervaring, een schitterend park en fantastische mensen.

Vanuit Chitwan willen we richting Bardia Nationaal Park, maar dat ligt nogal afgelegen ten opzichte van de overige plekken die de meeste toeristen bezoeken. Dit houdt automatisch in dat het al wat lastiger reizen wordt. We besluiten de route in twee dagen te doen en het eerste traject richting Butwal af te leggen.

Nepal een land naar ons hart

Eindelijk weer eens tijd voor een verhaaltje (er waren al klachten dat het te lang stil is en werd zelfs al gebeld, dus enkele mensen missen ons blijkbaar stiekem). Ondertussen zijn we bijna beroemdheden geworden, want we zijn inmiddels drie keer op TV geweest, waarvan zelfs een keer LIVE. In Jakarta (eindelijk weer een stad met wat nachtleven) hebben we in een barretje met een drietal Fransen genoten van een bandje (één van de weinige muzikanten die ook behoorlijk konden spelen, zelfs onze verzoeknummers) en ineens zagen we onszelf op TV (even later ook de Zweed die we bij de Bromo hebben ontmoet) in een programma over toerisme en nachtleven in Jakarta. De volgende dag zijn we met een beetje houten kop naar KL vertrokken. We zijn naar hetzelfde hostel gegaan waar we twee maanden geleden begonnen zijn en ze herkenden ons warempel. In de buurt wat er een danswedstrijd (soort Idols) en veel jongeren waar druk aan het oefenen om voor de jury een goede prestatie neer te zetten. Hierbij stonden wij tussen het publiek, maar de kans is groot dat wij de montage kamer niet overleefd hebben. De derde opname was in Kathmandu, maar dat lees je vanzelf nog hieronder.

Nu zijn we in Nepal: in Kathmandu is het net als in Indonesië een drukte van jewelste. De eerste kennismaking met een land is vaak het verkeer en ook hier chaotisch druk en luid toeterend verkeer. Afwijkend van Indonesië zijn de koeien: deze dieren wandelen vrij op straat op hun dooie akkertje door het verkeer. En ... het alom aanwezige stof: het voelt alsof je het stof rechtstreeks je longen inzuigt. Dit is de eerste keer dat ik mondkapjes niet overdreven vind om te dragen.

In Thamèl, het kloppende toeristenhart van Kathmandu, leer ik al snel dat ik niet verder dan 1 meter vooruit moet kijken als we buiten lopen: is de meter vrij, dan ze je een stap, is de meter al bezet, dan draai je een andere kant op. Verder kijken heeft gewoonweg geen zin, vanwege de drukte en chaos. Om ons heen klinkt het continu: 'taxi, riksja, tigerbalsm, wanna smoke, trekking, rafting, wanna apple, come see more inside....' en daarnaast zijn er nog sadhus (heilige mannen) die ons willen zegenen (uiteraard verwachten ze een donatie), maar daarover later meer.

Kathmandu is op het eerste zicht schoner dan we verwacht hadden. Thamèl wordt duidelijk opgeruimd, wat overigs niet kan voorkomen dat er goed gevulde ratten de straten afstruinen voor wat lekkers. Ook de honden en de koeien vinden nog van alles eetbaars op straat. Naast het chaotische leven, valt ook gelijk op dat vrouwen hier schitterend gekleed gaan. Mannen dragen veelal westerse kleding, soms met een Nepalees hoedje en jonge meiden dragen regelmatig een spijkerbroek en T-shirt, maar de meeste vrouwen dragen een de meest schitterende kleuren en versieringen. Het mooist vind ik de vrouwen met een kort T-shirt (buik bloot) en soort lange wikkelrok, waarvan het uiteinde weer over de schouders en eventueel hoofd wordt gedrapeerd.

We besluiten een wandelroute uit de LP te volgen vanuit Thamèl naar Durban Square. Je ziet dan al snel het dagelijkse leven van de Nepalezen buiten het toeristengebied. Religie speelt een belangrijke rol in het dit dagelijkse leven. Om de zoveel meter staat wel een tempel(tje). Je vindt ze in alle soorten en maten: mooie grote op binnenplaatsjes, oude restanten van kleine beelden, een houtblok met beeldje specifiek voor gezonde tanden, verborgen tempels, het alleroudste boeddhabeeldje. De helft zouden we niet eens gezien hebben, als we geen beschrijving hadden. Daarnaast zien we schitterend houtsnijwerk, oude huizen (zo uit de middeleeuwen), kleine winkeltjes (o.a. met TV's die bij ons het label antiek krijgen), straatwerkers (schoenmakers, fruitverkopers enzovoorts) en ook werkplaatsen (timmerbedrijven, opslagplaatsen, slagerijen). In Indonesië waren vaak dezelfde soort bedrijfjes naast elkaar te vinden (straat met nummerplaatmakers, straat met doodskistenmakers). Maar hier is werkelijk alles door elkaar. Met de LP in de hand vinden we de meest kleine doorgangetjes, soms slechts anderhalve meter hoog en een meter breed (waar scooters ook gewoon door heen komen) om op binnenplaatjes uit te komen, waar de tijd lijkt stil te staan. Het ene moment word je bijna van de weg getoeterd en het andere moment is er een oase van rust en ruimte. We zien ook de oude waterbaden, die nog volop in gebruik zijn. In de tijd dat er nog nergens stromend water was, zijn soort zwembaden en waterputten aangelegd. Deze worden nu nog steeds gebruikt om te water te halen, te baden, af te wassen en kleding te wassen.

Zo komen we aan bij Durban Square, waar de grote tempels en paleizen staan uit de middeleeuwen. Kinderen zijn hier aan het vliegeren en hier komen we de Sadhus weer tegen. Sadhus zijn mensen die huis en haard verlaten hebben om zich volledig te wijden aan het geloof. Ze hebben geen bezittingen en leven van aalmoezen. Ze zonderen zich af, vasten soms voor lange periode om hun derde oog te ontwikkelen en in een hogere spirituele fase te komen. Sadhus dragen veelal rode en gele kleding, totaal versleten en zijn blootvoets en tegen een kleine donatie kunnen zij je zegenen door middel van een tikka op het voorhoofd en bloemblaadjes op het hoofd. We komen ze nog op veel plekken tegen. Ze zijn veelal erg fotogeniek, maar willen dan ook graag een kleine donatie. Degene die hier op Durban Square rondlopen zijn nog mooier dan de andere die we ontmoeten, maar zien er wat minder uit als een zwerver. We horen dan ook later dat de gelovigen de bedoelingen van deze Sadhus in twijfel trekken. Ze kleden zich zo, zodat toeristen tegen betaling een foto kunnen maken, maar de spirituele bezinning is veelal ver te zoeken.

Hier op Durban Square vinden we een mooie mix van toerisme en het dagelijkse leven, want er lopen ook veel heel Nepalezen rond bij de tempels, die hun offers brengen en zegeningen ontvangen. Maar het blijkt dat het ook een hele speciale dag is. Het feest Indra Jatra is in volle gang. Derhalve worden sommige beelden uit de tempels naar buiten gehaald (normaal voor toeristen niet zichtbaar, want niet hindoes mogen de tempels niet betreden), maar ook de levende godin wordt door de stad gedragen. Een levende godin.... Ja, Nepal heeft haar eigen levende godin, Kumari. Deze godin gebruikt het lichaam van een jong meisje (totdat ze een keer ernstig bloedt of menstueert). Dit meisje moet aan tig kenmerken voldoen en na een jarenlange zoektocht wordt zo'n meisje tot godin benoemd en vanaf dat moment leeft ze in de Kumaritempel en wordt ze gedragen. Dit meisje laat zich bijna dagelijks even zien op haar balkon (aan voornamelijk toeristen, foto's maken mag niet), maar vandaag wordt ze door de stad rondgedragen. Omdat je zelden een kans krijgt om een levende godin te zien, besluiten wij ook een leuk plekje uit te zoeken om te wachten tot ze langs komt. Echter, niemand heeft enig idee hoe laat dit gaat gebeuren. Maar we hebben de tijd en we zien het langzaam drukker en drukker worden. De organisatie van het geheel kan in onze ogen wel wat beter, maar gelukkig werkt iedereen goed mee en gunt iedereen elkaar een blik op Kumari. Hier komen we voor de derde keer op TV. De TV-verslaggeefster komt in onze buurt staan om commentaar te geven bij de beelden. Eindelijk gaat er beweging komen in de kar, waar Kumari in zou moeten zitten. Er zijn drie open karren. Geen idee wie er in de eerste twee zitten, maar blijkbaar is het ook niet de bedoeling dat we überhaupt zien hoe Kumari eruit zit. De karren worden met een redelijke snelheid door het publiek getrokken en er zit minstens 15 man op de kar, zodat je helemaal niet kunt zien wie er in de kar zit en een minuut later is de stoet weg. We zijn wat gedesillusioneerd door het geheel. We hadden meer een rit verwacht zoals onze koningin met haar gouden koets rondrijdt en naar iedereen wuift. Tja, het is niet anders. We besluiten terug te lopen naar ons hotel. Dan zien we pas hoe druk het op straat is. We zoeken de kortste route en kruisen per toeval de route waar Kumari langs komt. Omdat ze er bijna is, besluiten we nog een keertje te kijken. We weten nu waar we moeten kijken en dat we goed moeten opletten. In plaats van een rustig plekje op een tempel, staan we nu tussen de Nepalezen (en jonge stieren) op straat. De eerste kar komt langs, maar blijkbaar is er te weinig plek en de menigte wordt door de politie met stokken naar achter gedreven. Ik heb Patrick stevig vast, ben bijna mijn slippers kwijt, haal een mannenhand tussen mijn benen uit, hou de kinderhandjes uit mijn zakken en probeer overeind te blijven. Wonder boven wonder lukt het allemaal. De menigte gaat weer naar voren, maar ik ben niet van plan om nog een keer in de verdrukking te geraken. Ook hier staat een kleine tempel en we zien nu dat de vrouwen en kinderen daar allemaal op staan en de mannen op straat. Patrick en ik zoeken een veiliger plekje tussen de vrouwen (we spreken een punt af waar we elkaar ontmoeten, mochten we toch uit elkaar gedreven worden). Uiteindelijk moeten we nog best lang wachten, maar de moeite wordt beloond, we kunnen in de kar spieken en zien daar een heel klein meisje zitten. Ze is nog veel jonger dan wij hadden verwacht. De mensen om ons heen vinden het helemaal geweldig, terwijl 80% waarschijnlijk ook alleen de kar heeft gezien. Het was lang wachten en op zich is er weinig bijzonders te zien (voor ons dan), maar het is wel apart om met deze mensen dit samen te beleven.

De enige mensen die totaal onaangedaan lijken gedurende gehele dag, zijn de dragers. Dit is de oudste transportmethode. Mannen die met gigantische ladingen op hun rug door de stad sjouwen. Ze rusten meestal bij de tempel even uit om weer verder te zwoegen. Ook wanneer het druk straat is geworden, werken zij gewoon door: met hun lading stappen ze onverstoord door. Enkele hebben samen een kar gekocht, maar dit maakt het werk niet minder zwaar. Met z'n twee of drie een kar duwen met een enorme lading in de stoffige omgeving van Kathmandu tussen de voetgangers, scooters, koeien, auto's over de slecht geasfalteerde of kinderkopstraatjes, berg op/af. Het is een zwaar leven, zonder meer en vermoedelijk verdienen ze nog erg weinig ook.

De volgende dag bezoeken we Pashupatinath, een tempel nabij de rivier Bagmati. Omdat deze rivier uiteindelijk uitmondt in de Ganges, wordt ze als heilig beschouwd. De Hindoes cremeren hier hun overledenen. Ze spoelen ze eerst schoon met het rivierwater en daarna cremeren ze de lichamen. Omdat we wat onzeker zijn waar we wel en niet kunnen komen, laten we ons voor deze keer door een gids begeleiden, die ons vol passie vertelt welke rituelen we zien, waartoe ze dienen en waarvan we eventueel foto's kunnen maken. Hij vertelt ook over de verschillende kasten (die officieel niet meer bestaan, maar in de praktijk blijkbaar wel), vruchtbaarheidsrituelen, sadhus, status van de rondhangende apen, slachtrituelen, maar ook over de jongens die 100 m verderop in de rivier aan het graven zijn en proberen gouden vullingen of tanden uit het zand/as vinden. We mogen ook echt alles vragen en ik bespreek met hem dan ook de overeenkomsten tussen de verschillende religies, omdat zoveel gebruiken van de Hindoes ook weer op een of andere manier terug te vinden zijn in het Christelijk of Islamitisch geloof. We vinden het een erg indrukwekkend geheel. We bezoeken ook nog even het bejaardentehuis, waar oude vrouwtjes ons aanspreken, omdat ze graag een sigaretje van me zouden willen hebben. Één van de vrouwtjes probeert me Nepalees te leren, maar ik blijk een slechte leerling (helaas geen talenknobbel). Na een uurtje lopen we zonder gids nogmaals langs de verschillende plekjes en besluiten buitenom terug te gaan, omdat daar ook nog crematieplekken zijn, voor de mensen van een lagere kaste. Hierbij moeten we langs een muur waarop enkele apen zitten, maar helaas is de grootste aap ons niet gunstig gezind en gromt naar ons. Buiten het feit ik geen zin had in een Rabiësprik, voelen we er sowieso weinig voor om door zo'n beest gebeten te worden. Een paar mensen zien ons en wijzen dat we door tempel mogen lopen, ondanks dat we geen hindoe zijn, maar helaas de bewaker denkt daar anders over en stuurt ons terug. We leggen met gebaren het probleem uit en hij gooit wat stenen en gebaart dat we er langs kunnen. Met enige gezwinde spoed en vooral niet rondkijken, haastten we ons langs de muur, door het poortje en komen we buiten het complex. Ik was die makaken al beu (zoveel gezien), maar nu vind ik ze gewoon niet leuk meer. Ze zijn mij te brutaal en agressief.

's Middags gaan we naar Swayambhunath, een schitterende Boeddhistische tempel op een groene heuvel, hoog boven de stad. Het is een witte stupa met de ogen van Boeddha erop geschilderd, die over Kathamdu en de vallei waakt. We volgen (zoals Boeddhistische gewoonte) de oostelijke trap en lopen met de klok mee over het terrein. We zien de adelaars over Kathmandu zweven en ook hier springen de apen weer in het rond en verder wapperen de gebedsvlaggetjes vrolijk in de wind. Rondom de grote stupa staan verschillende kleine beelden, maar we mogen niet overal foto's van maken. Het blijkt namelijk dat sommige foto's gebruikt worden om een soort portfolio te maken voor mensen die graag authentieke relikwieën verzamelen en daarom dus gestolen worden. Het zijn inderdaad schitterende (veel al zilveren of gouden) beelden, maar om die nu in je huiskamer te zetten. Aan deze tempel wordt momenteel ook onderhoud gepleegd, wat onder andere inhoudt, dat iemand met een gasbrander en staalborstel de yakboterlichtjes aan het schoonbranden is (ze gaan weer flink blinken) en een ander met de hand opnieuw richeltjes in de afgesleten voetpaden aan het beitelen is.

Kathmandu is een levendige stad. Na de kleine dorpjes in Indonesië is het weer wel fijn om keuze te hebben uit restaurants, om een soort van nachtleven te zien. Vaak ruikt een stad minder fris, maar in Kathmandu overheersen heerlijke geuren (eten, tigerbalsem, maar vooral wierrook). Echter, een stad herbergt ook de vaak straatkinderen. Ondanks dat we in Nepal heel veel schoolgaande kinderen zien, heeft Kathmandu ook haar portie zwervende kids (inclusief hun verslavingen). Deze kinderen komen veelal van het platteland om hier te werken, maar blijken het leven op straat te prevaleren. Ze hoeven namelijk niets, zijn eigen baas en weten hun kostje bij elkaar te vinden. Het is een hard (over)leven, maar ze vinden het zelf vaak beter dan de discipline van dagelijks naar school en enkele uren werken en te moeten luisteren naar oudere mensen.

De volgende dag bezoeken we de Kathmanduvallei. We gaan 's morgens naar Bhaktapur, een Middeleeuwse stad waarvan het centrum goed bewaart is gebleven. We maken een wandeling, die in de LP beschreven staat en komen werkelijk op plekjes die we zelf nooit bedacht zouden hebben. Op een gegeven moment mis ik een straat en ik kan er niet aan uit, waar ik had moeten afdraaien. Dan roept een oude man ons en wijst ons op een poortje van ongeveer 1 meter hoog in de rij van huizen en ja hoor, dat is onze route. We zien tempels, schitterende oude huizen, smalle steegjes, de waterbaden (die hier nog enthousiaster worden gebruikt, omdat in het oude stadsgedeelte nog weinig stromend water is), kleine pleintjes met vliegerende kinderen, binnenplaatsjes met gebakken potten die moeten drogen, kruiden, rijst, spinnenwielen, weefgetouwen en natuurlijk de rondscharrelende geiten, kippen, honden en koeien.

Na Bhaktapur gaan we door naar Nargakot, een klein dorpje vanwaar we zicht zouden kunnen hebben op de Himalaya. Als we er aankomen, is het bewolkt, maar bij de zonsondergang komen er langzaam wat pieken te voorschijn. In principe heb je het beste zicht bij zonsopkomst, dus de wekker gezet, maar helaas de wolken verhinderen het zicht.

We hebben onze grote rugzakken in Kathmandu achtergelaten, want vandaag wandelen van Nargakot, via Nala, Banepa naar Dhulikel, alwaar we ook zicht zouden kunnen hebben. De Nepalezen zien het niet zitten dat we zonder gids gaan lopen, want we verdwalen dan vast, al is de weg naar Nala waarschijnlijk wel te doen. We hebben de GPS bij en weten naar welke plaatsen we moeten, dus we gokken het erop dat we zonder gids ook wel aan komen. Na een uurtje komen we bij een uitkijkpunt, waar we 360 graden in de rondte kunnen kijken, maar we hebben de GPS nodig om te bepalen welke kant de Himalaya kan liggen. Met andere woorden, alleen wolken om ons heen. We stappen dan maar door. We komen langs kleine dorpjes, afgelegen boerderijen, schooltjes en huisjes. Deze dorpjes zijn enkel te voet te bereiken, want er ligt geen begaanbare weg naar toe. We wandelen over hele smalle paadjes langs rijstvelden. De mensen zijn erg vriendelijk en wijzen ons steeds de weg, want soms twijfelen we of we ergens langs kunnen, omdat we het idee hebben over privé grond te lopen. Op een gegeven moment lopen we langs de bovenkant van de vallei hebben we continu zicht op het dorpsleven iets lager gelegen. Op een gegeven moment zitten we even om een wat te eten en er komt een oude man bij ons staan. Hij groet maar zegt verder niets. Wij groeten uiteraard terug, maar kunnen verder ook weinig met hem. We weten niet goed wat hij wil en verklaren hem tot dorpsgek. We stappen weer verder, maar helaas begint het even later te regelen. Hup, ponchos aan en doorstappen (heel veel keus hebben we niet) en dan blijkt ineens die dorpsgek zo gek nog niet te zijn. Die man liep veel langzamer dan wij, maar wist blijkbaar een kortere route want we passeren hem na ongeveer een half uur en hij zit allang droog op zijn veranda en lacht ons vriendelijk toe.

In de LP staat de dat de route ongeveer 3,5 uur is, maar aangezien het ongeveer 17 kilometer flink stijgen en dalen is, moet je dan toch flink doorstappen. We doen er iets langer over, maar bereiken Banepa en nemen daar de bus naar Dhulikel. Echter, we moeten er zo snel weer uit, dat we dat laatste stukje eigenlijk ook wel hadden kunnen lopen. We komen bij het hotelleke aandat we geboekt hebben en blijken de mooiste kamer gekregen te hebben. Het zijn soort cottages met zicht op de pieken van de Himalaya. Maar helaas nu is het bewolkt en de volgende dag ook weer. Dus de Mount Everest gaat aan onze neus voorbij, maar we hebben genoten van de frisse lucht en mooie wandeling, dus gaan tevreden terug naar Kathmandu.

Nu we Kathmandu en haar vallei hebben gezien, is het tijd om de jungle weer eens op te zoeken en we boeken een tripje richting Chitwan Nationaal Park.